een stuk uit:
FILOSOFIE EN POëziE
- uit: filosofie en leiderschap (-eric bolle)
Wanneer de filosofie vanuit de taal wordt ondervraagd in plaats van de taal vanuit de filosofie, wordt het voor de filosoof noodzakelijk te rade te gaan bij de dichter en te kijken hoe in de poëzie woorden ontstaan die erin slagen wezenlijke gevoelens te benoemen. Het is geen toeval dat Hölderlin Rilke en Trakl belangrijke gesprekspartners geworden. In het algemeen kan men zeggen dat het voeren van een dialoog met de poëzie programmatisch is geworden voor het hedendaagse denken. Denk aan Gadamers en Pöggelers Celandstudies, denk aan Foucaults en Derrida's talrijke poëziecommentaren en letterkundige, denk aan de sterke gerichtheid op de Duitse literatuur bij de Italiaanse filosofen als Cacciari en Agamben enzovoort.
Gezien vanuit deze dialoog tussen filosofie en poëzie is het werk van Maria Zambrano van eminent belang. Aan de ene kant ziet zij de dichter als de hoogste belichaaming van het wezen van de mens, maar aan de andere kant ziet zij ook heel goed dat zowel de dichter als de denker ieder maar een half mens zijn, terwijl beide helften domweg niet op elkaar passen. Eerst een citaat om te onderbouwen dat zij de dichter als de hoogste bestemming van de mens ziet: "De dichter neemt er genoegen mee poëzie te maken om te bestaan. Het is de meest zuivere vorm van de essentie van de mens zijn te verwerkelijken" (84) (15)
Nu een citaat waaruit blijkt dat zowel de dichter als de denker te kort schieten:
"Tegenwoordig zien wij poëzie en filosofie als twee vormen van denken die te kort schieten. De filosoof en de dichter lijken ons twee halve mensen. De hele mens vindt men niet in de wijsbegeerte maar ook niet in de dichtkamer. In de poëzie herkennen wij de concrete mens, het individu. In de filosofie zien wij hoe de mens in zijn universele geschiedenis, in zijn zoektocht naar het zijn. Poëzie is ontmoeting, geschenk, vondst. Filosofie is zoektocht, het instellen van een zoektocht, het volgen van een methode".
In het algemeen kan men stellen dat Zambrano opteert voor een verandering van de filosofie waarbij de filosofie zich meer ontwikkelt in de richting van mystiek en poëzie. Zambrano's voorstel voor een transformatie van de filosofie heeft verregaande gevolgen niet alleen voor de wijsbegeerte, maar ook voor het denken over politiek en maatschappij. Hoe ziet een maatschijppij eruit die zich laat inspireren door dichters? Wat betekent politiek in het licht van de poëzie? Welk soort taal moet men gebruiken als men in onze tijd iets wezenlijks over gevoelens wil zeggen? Om die vragen te beantwoorden zal ik niet alleen bij Zambrano zelf te rade gaan, maar ook bij twee specialisten in haar werk, met name Ana Bundgard en Jesus Mereno Sanz.
Volgens Zambrano wordt de filosofie gekenmerkt door een vreemde opeenvolging van activiteiten. Filosofie begint bij de verwondering over en de bewondering van alles wat het geval is. Maar nauwelijks bekomen van deze eerste indruk rukt de filosofie zich los van de werkelijkheid om voorbij de wijze waarop zij verschijnt na te denken over wat aan haar ten grondslag ligt. Eerst plaatst de filosoof de dingen op een voetstuk en dan loopt hij hard weg. Van het begin af aan speelt de filosoof een spel met schijn en wezen:
"Het oorspronkelijke conflict van de filosofie: eerst extatische verbazing en verbijstering door de dinge, vervolgens de dingen schenden om zich van hen te ontdoen. Men zegt dat de wijsbegeerte het ding alleen maar ziet als voorwendsel, en dat haar oorspronkelijke verwondering ontkend wordt en wie weet wordt verraden om zich tot andere gebieden te kunnen wenden die haar beginnende extase doorbreken. De filsofoie is een door verscheurdheid mislukte extase. Waardoor wordt zij verscheurd? Door het geweld, door de haast, door de voorbarigheid van het zich losrukken. En zo zien wij duidelijk de aard van de filsofoie: bewondering, ja verbijstering ten aanzien van het onmiddellijke om zich daar met geweld van los te rukken en zich op iets anders te richten, iets ander dat men nog moet zoeken, moet najagen en op de hielen moet zitten, dat zich niet aan ons schenkt en dat zijn aanwezigheid niet aan ons weggeeft. En hier begint de ijverige weg, de methodische zoektocht om te pakken te krijgen dat wij niet hebben en dat wij met zoveel kracht te pakken moeten krijgen dat het ons losrukt van wat wij al hebben zonder dat wij het hoeven najagen" (16)
Het fundamentele verschil tussen de denker en de dichter is dat de dichter niet probeert zich aan de werkelijkheid te ontworstelen, maar trouw blijft aan de dingen zoals zij zich oorspronkelijk aan hem hebben voorgesteld.
"Trouw aan de dingen, trouw aan de oorspronkelijke extatische bewondering besloten de dichters zich nooit los te rukken. Dat konden zij ook niet want het ding zelf had zich reeds in hen vastgezet, had al zijn stempel op hun binnenste gedrukt. Wat de filosoof najoeg had de dichter op de een of andere manier al in zich." (17)
Anders dan de dichter weigert de filosoof zich de dingen te laten schenken. Hij kan niet anders dan proberen door de oppervlakte heen te breken en te vragen wat er achter de dingen verscholen zit. De dilosoof heeft iets indiscreet en kan zich niet beheersen:
"De weg van de filosofie waarlangs de filosoof, gedreeven door zijn onontbeerlijke liefde voor de dingen, zijn zoektocht ondernam, liet de oppervlakte van de wereld en de vrijgevige onmiddelijkheid van het leven varen, terwijl hij zijn uiterste bezitsdrang baseerde op een eerste afzien, een eerste resignatie" (18)
Vraagt de filosoof naar de eenheid die aarde ten grondslag ligt aan het gewemel van de zintuigelijke indrukken, de poëzie houdt van de oppervlakte en kan goed leven met de verwarrende complexiteit van wat zich aan ons voordoet:
"De poëzie ging door zich te richten op de verachte veelheid, op de heterogeniteit waarvoor de filosoof slechts misprijzen kende" (19)
Toch zit ook in het gedicht een soort van eenheid. O%ok het schrijven van gedichten is een eenheidsstichtende handeling. Alleen anders dan de filosofie is de poëzie niet uit op het bezit en de beheersing van datgene, waarover zij het heeft:
"Ieder woord vereist een verwijdering ten opzichte van de werkelijkheid waarnaar het verwijst, ieder woord is eveneens een bevrijding voor wie het zegt. Wie spreekt ook al gaat het maar om de verschijningen (en niet om het wezen E.B.) is niet helemaal een slaaf. Wie spreekt, ook al gaat het maar over de bont geschakeerde veelheid, heeft al een soort eenheid bereikt" (21)
In de manier waarop het filosofische denken samenhang ziet en eenheid sticht, zit iets gewelddadigs en manipulatiefs. In de filosofische begripsvorming is een wil tot macht aan het werk die misschien noodzakelijk is voor het leven, maar die er niet toe in staat is recht te doen aan de dingen en die de dingen niet kan laten zijn wat ze zijn:
"De dichter schept in zijn gedicht een eenheid met het woord, met die woorden die proberen het tederste te grijpen, het meest gevleugelde, het meest onderscheidende van ieder ding, van ieder oogenblik. Het gedicht is al de niet verborgen maar aanwezige eenheid, de verwerkelijkte, ja de vlees geworden eenheid. De dichter oefent geen enkel geweld uit over de heterogene verschijnigen en zonder enig geweld bereikt hij toch de eenheid" (21-22)
"De dichter vergeet wat de filosoof probeert te onthouden en heeft onophoudelijk op zijn netvlies wat de filosoof voor altijd heeft verworpen" (36)
Probeert de filosoof met behulp van zijn woorden de wereld te beheerschen en de besturen, de dichter probeert zich aan de taal te houden en ziet zichzelf als spreekbuis van de taal die hem in het felirium de woorden aanreikt die hij nodig heeft:
"De filosoof wil bezit nemen van het woord, wil het onder zijn heerschappij brengen. De dcihter is de slaaf van het woord, wijdt zich aan het woord en laat zich door het woord verteren. Want hij bestaat niet buiten het woord. Buiten het woord wil hij niet bestaan. Hij wil delireren omdat in het felirium het woord in al zijn oorspronkelijke zuiverheid opwelt. Men kan zich de eerste taal niet anders voorstellen dan als een delirium" (42).
Omdat de dichter zich in dienst stelt van de taal in plaats van de taal in zijn dienst te stellen zoals de filosoof doet, heeft de dichter een orgaan voor de ander, het andere en alles wat anders is. Probeert de filosoof alles te herleiden tot het zelve, het ene en hetzelfde (henologie), in de poëzie draait het om de alteriteit:
"Omdat de dichter niet wil leven zonder het ander, zonder het andere dat hem overstijgt, keert hij terug naar waar hij vandaan komt. De poëzie probeert de eerste droom terug te veroveren toen de mens nog niet was ontwaakt in de zondeval, de droom van de onschuld van voor de puberteit. Poëzie is reïntegratie, verzoening, omhelzing die het menselijke zijn in eenheid omsluit met de droom van waar het vertrok en door afstanden uit te wissen. De metafysiva is daarentegen een voortdurende verwijdering van deze eerste droom. De filosoof gelooft dat hij alleen door zich te vervreemden, alleen door zich te verdiepen in de afgrond van de vrijheid, alleen door tot het uiterste zichzelf te zijn, kan zijn, gered kan worden. De dichter gelooft en hoopt geïntegreerd te worden, hoopt de heilige eenheid van het zijn te herstellen, zijn schuld in te lossen door geen gebruik te maken dan die gegeven vrijheid" (96)
De filosoof is veel moderner dan de dichter. De filosoof koestert de vrijheid, de ondernemingszin en het leven in projecten, in ontwerpen, in een gerichtheid op de toekomst. Maar het cultiveren van de vrijheid, het koesteren van de rede, het mobiliseren van de wereld en het doorknippen van de navelstreng die de mens met de oorspring verbondt, leidt tot vervreemding en tot ontbinding van de gemeenschap. De poëzie daarentegen sticht gemeenschap door het volk aan zijn wortels te herinneren en door de taal van de kindertijd te blijven spreken:
"de filosoof leeft steeds verder naar voren, verwijdert zich van de oorspring, zoekt 'zichzelf'' in de eenzaamheid isoleert zich en raakt vervreemd van de menschen. De dichter smacht naar de liefde voor de oorsprong en verwijdert zich juist van 'zichzelf'" (98)
Filosofie en poëzie zijn onverenigbaar want het gaat om twee tegengestelde manieren om met de wereld om te gaan. De filosoof wordt rusteloos gejaagd door zijn wil om de wereld onder controle te houden, terwijl omgekeerd de dichter niets anders doet dan zich leeg te maken om de plaats te creeëren waar zo de dingen zich kunnen voordoen:
"De dichter houdt zichzelf leef, hij stelt zichzelf beschikbaar, altijd. Zijn ziel lijkt een weidse ruimte, open, verlaten. Want er zijn dingen die niet kunnen afdalen op plakken die worden bevolkt door andere dingen. Verlaten, leeg want alleen wanneer deze dingen komen, komen met hen allen andere dingen. Alleen met hun overvloed e licht krijgen de dingen een eigen gezicht en worden ze zinvol" (108)
Poëzie wordt richtinggevend op het moment dat het project van de totale controle mislukt en de mens begint in te zien dat hij niet alleen de wereld maar ook zichzelf niet kan beheersen. Op dat moment moeten het rationalisme en het positivisme hun exclusiviteitsaanspraak laten varen en erkennen dat precies die dingen waarin de filosofie dacht haar bekroning te vinden, namelijk de rede, de beoefening van de wetenschap en de planning, tekortschieten: "De dichter heeft altijd geweten wat de filosoof heeft ontkend: dat het niet mogelijk is jezelf te bezitten, dat je niet heer en meester over jezelf kan zijn" (109) De mens heeft de voorwaarden waaronder hij bestaat niet zelf in de hand en de dichter kan veel beter met dit inzicht overweg dan de denker.
[...]
-over: delirium
De wereld van het heilige is de wereld van het delirium:
"In den beginne was het delirium. Dat wil zeggen dat de mens het gevoel had dat hij werd bekeken zonder zelf te kunnen zien door wie. Dit is het begin van de achtervolgingswaan: de meedogenloze aanwezigheid van een instantie die superieur aan ons leven, de werkelijkheid verhult en voor ons niet zichtbaar is" (31)
Het derilium is pas voorbij wanneer de tijd van het heilige wordt afgelost door de tijd van het goddelijke, wanneer de ongedifferentieerde angstaanjagende oerstoestand wordt vervangen door de klaarte van de aanwijsbare gesprekspartner, door het heldere beeld van de godheid:
'De verschijning van een God betekent het einde van een lange periode en duisternis en lijden. En het is de meest geruststellende gebeurtenis van alles, wat in een kultuur kan gebeuren, signaal dat het pact, dat de alliantie is gesloten. De achtervolgingswaan is voorbij, tenminste het beginstadium ervan. Voortaan kan de vervolgde mens god vragen waarom hij wordt vervolgd" (34)
[...]
-over Orpheus
De oorsprong van de poëzie en de muziek ligt verscholen in de mythe van Orpheus. Orpheus is de eerste met name genoemde dichter en hij geldt als halfgod. Oprheus is niet alleen belangrijk voor de klassieke oudheid. Hij is ook de hoofdpresoon van enkele opera's (onder meer van Monteverdio en Gluck) en schutspatroon van de dichter Rilke. Hoewel Oprheus er niet in slaagde zijn geliefde Euridice uit de onderwereld terug te halen, is het hem wel gelukt in de hel af te dalen en terug te keren, en wel dankzij de muziek, dankzij zijn betoverende gezang dat zelfs de koning van de onderwereld in beroering bracht: "muziek is er om te tijd te overwinnen en de dood die op haar volgt" (84)
Zambrano vindt dat de filosofie zich onvoldoende bewust is van de betekenis van de Oprheusmythe. Anders dan de dichter is de filosoof niet afgedaald naar de hel. Zij neemt de navolgers van Orpheus, de Pythagoreeërs, in beshcerming en laat zien hoe in het denken van Aristoteles het orfisme wordt verdrongen en van zijn werking wordt beroofd. Hier spelen twee belangrijke dingen voor Zambrano's denken. Ten eerste het vermogen af te dalen. Afdalen is minstens zo belangrijk als opstijgen. Zambrano is een ware meester in een denken dat afdaalt, dat de grond van de dingen opzoekt en zich niet lost laat maken van zijn wortels. Een ander belangrijk punt dat meespeelt in haar verdediging van Orpheus en haar apologie van de muziek, is dat zij eigenlijk liever muziek en dans wilde studeren dan filosofie, maar dat zij uiteindelijk op aandringen van haar vader voor de filosofie heeft gekozen omdat hij wilde dat zij iets ernstigs zou verkiezen, iets serieuzer zou studeren.
In het volgende lange citaat spelen deze twee punten zeker mee:
"De Pythagoreeërs blijven trouw aan het onzegbare, de stem, het gekreun wordt vorm gegeven door middel van getallen voordat men probeert het weer te geven in woorden. Het woord doet altijd de tijd sneller gaan, de muziek gehoorzaamt de tijd door een zekere betoovering want zij is op zoek naar de extase. Het onzegbare lijden van de ziel wanneer zij zichzelf voelt wordt in het pythagorisme opgelost door de aanvaarding van het orfisme en zijn voornaamste avontuur: afdalen naar de hel, naar de onderwereld waar wat er gebeurt onzegbaar is. En omdat het onzegbaar is wordt het opgelost in muziek, en in de meest muzikale vorm van de taal: in de poëzie. De muziek stijgt op uit de hel, zij komt niet van boven, zij daalt niet over ons neer. Haar oorsprong is niet hemels. Zij stamt uit de onderwereld. Pas later is er sprake van de harmonie der sferen. De harmonie komt pas na het geween en de betovering. Kenmerkend voor Orfeus - merkteken en signaal van de Griekse ziek - is dat het zuchten geen wanhoopsklacht is, geen vervloeking, maar een geheimzinnige zoetheid, een mysterieuze zoetheid, die opstijgt uit de ingewanden van de onderwereld. De Griekse kunst, zelfs de tragedie, is solidair met Orfeus, blijft hem trouw. Iedere verschrikking wordt verzacht, iedere klacht verpakt in zoetheid. En die zoetheid en die zachtheid zullen het de rede en de redeneringen mogelijk maken de plaatsen van de onderwereld te betreden; zij zullen de brug vormen die de bemiddelde ziel slaat tussen de reden en het leven in zijn helse lijden; tussen het onzegbare leed en de logos. De muziek van Orfeus is de jammerklacht opgelost in de harmonie; de weg van de onstuimige liefde die wordt geïntegreerd in de orde van het universum. Orde en betrekking van het universum door middel van getallen en verhoudingen: "de muziek is de onbewuste aritmetica van de getallen in de ziel" (108 -109)
~=..Fino
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Geen opmerkingen:
Een reactie posten